De natuur kan men alleen overwinnen door zich ernaar te schikken - Francis Bacon

Spiraea

spiraeaspiraeaType: Heerster
Staanplaats: Licht schaduw en zon
Vocht: Vochthoudend-vochtig
Grond: Voedselrijk
Zuur: Zwak zuur tot licht basisch
Wintergroen: Nee

Kenmerken

Spiraea wordt ook struikspirea genoemd. Spiraea japonica vormt witte bloemen en bloeit van juli tot en met augustus. De bladeren zijn lichtgroen. De spiraea is een dwergstruik, ze wordt maar 60 cm groot en verdraagt een temperatuur tot -30 gr. C. De spiraea heeft een opvallende bloeiwijze.
Spriaea is een sierlijke plant en kan dienst doen als accentplant in het openbaar groen en in de tuin vanwege de mooie vorm, de bloeiwijze of de bladkleur. Spiraea wenst een voedselrijke, vochthoudende tot vochtige bodem. Wat betreft de zuurgraad is spiraea vrij tolerant (pH = 5.5 - 8). Spiraea verlangt een plekje in de zon of lichte schaduw en is goed te combineren met rotstuin planten.

Bemesting

Spiraea is een bloeiende heester. Daarom is het belangrijk om een N:K verhouding te hebben van 1,3 – 1,8 voor een goede knopontwikkeling. Bij houtige gewassen is fosfor erg belangrijk gedurende het hele seizoen voor het stimuleren van de ademhaling van de plant (nodig voor het omzetten van de NPK in voor de plant benodigde eiwitten) en het afrijpen van het gewas (zodat de houtcellen goed gevormd worden).
Bemestingsadvies : N5+P2+K4 tot maximaal N9+P6+K8

Onderhoud

In het voorjaar worden alle takjes van de spiraea tot ongeveer 10 cm boven de grond afgeknipt. Alle scheuten die uitlopen, bloeien nog dezelfde zomer.

Snoeien

Spiraea kan je opdelen in scheutbloeiers en twijgbloeiers.
Voorbeelden van scheutbloeiers zijn spiraea bumalda en spiraea japonica.
Voorbeelden van twijgbloeiers zijn spiraea arguta, spiraea nipponica, spiraea thunbergii en spiraea vanhouttei...
Scheutbloeiers bloeien op eenjarig 'hout' en twijgbloeiers op tweejarig`hout'. De scheiding voorjaarsbloeiers en zomerbloeiers werkt hier niet goed omdat ze elkaar soms sterk overlappen. Om helemaal veilig te zijn kunnen we ze allemaal snoeien na de bloei, waarbij we een kwart tot een derde van de oudste takken verwijderen. Twijgen zijn meestal al wat verhout en zien er bruiner, droger en gegroefder uit. Na deze selectie kunnen we de scheutbloeiers in het voorjaar ook tot vlak boven de grond terugsnoeien. Bij bijzondere toepassingen, zoals een dichte heestergroep (waarvoor meestal spiraea douglasii en spiraea menziesii gebruikt worden) kan snoei ook achterwege blijven.